Reinoud Oudshoorn (1953) gebruikt perspectief, afkomstig uit de illusionaire taal van de schilderkunst en gebruikt die in zijn beelden. Op die manier wil hij een brug slaan tussen de ruimtelijke illusie van het platte vlak en de concrete realiteit van het driedimensionale beeld. Oudshoorn’s beelden ontstaan vanuit het staren en kijken naar een wit vlak, dat geleidelijk in een ruimte verandert. Daaruit komen tekeningen voort.
De keuze voor een materiaal hangt samen met de gekozen tekening en met de technische mogelijkheden: ijzer verwijst naar grafiet, hout is interessant vanwege de lijnen van de nerf, matglas geeft diepte.
Een schilderij is hem teveel een illusie en een driedimensionaal beeld teveel realiteit. Hij heeft een tussenvorm gevonden in beelden die ruimte creëren, soms aan een muur, soms op de vloer.
Het verdwijnpunt, dat in vrijwel al zijn grotere werken aanwezig is, ligt op 1 m 65 ooghoogte, zodat op elke tentoonstelling een voelbare horizon ontstaat.
Ruimtelijkheid, transparantie, een verlangen naar harmonie en een fascinatie voor de klassieke regels van het perspectief zijn de ingrediënten die in het kunstenaarschap van Oudshoorn een belangrijke rol spelen.
Werk in collecties van onder andere
Stedelijk Museum Amsterdam
Joods Historisch Museum
ABN Amro Kunststichting
Akzo Nobel Art Foundation
UMC Utrecht
Collection Sammlung Schroth Deutschland